Deze vissen zijn de grootste vertegenwoordigers binnen de familie van de kabeljauwen. Ze hebben in - tegenstelling tot de meeste andere kabeljauwachtigen - maar twee (in plaats van drie) rugvinnen. Bij leng is de eerste rugvin kort, terwijl de tweede rugvin en de anaalvin lang naar achteren uitlopen. Daarin gelijken ze op het eerste zicht misschien wat op heek. Maar leng heeft een kleine kop, waarbij de opening van de grote bek naar onder gericht is. Er is een duidelijke kindraad aanwezig (in tegenstelling tot heek). Ze kunnen uitgroeien tot 2 meter, 45 kg zwaar worden en 25 jaar oud. De flanken zijn groen-bruin gemarmerd. De vinnen zijn naar de randen toe donkerder gekleurd.

Leng leeft op rotsige bodems (op dieptes tussen 200 en 500 meter) in de noordelijke Atlantische Oceaan. In de ondiepe Noordzee komen enkel de jongere vissen voor, die leven vaak nog in ondiepere wateren. In 2020 landden Belgische vissers zelf 18,6 ton leng aan in Belgische havens met een gemiddelde prijs van €2,12/kg.

Het vrouwtje kan tientallen miljoenen eitjes voortbrengen. Ze wordt geslachtsrijp tijdens haar vijfde levensjaar, wanneer ze tussen 90 en 100 cm meet. De paaiplaatsen van deze soort liggen in de Golf van Biskaje, de wateren ten westen van de Britse eilanden, ter hoogte van de Faeröer eilanden en het zuiden van IJsland.